Nederlanders zingen veel. Ze doen dat in koren en in kerken, op feestjes en bruiloften en onder de douche. We doen dat al eeuwen. Wie verliefd of verlaten is zingt een popliedje. Wie in nood is zoekt haar of zijn toevlucht tot het Wilhelmus of een psalm. Wie een kind in slaap sust kiest voor een mooi wiegenlied.
Gouden tijd
De late zestiende en de zeventiende eeuw, onze Gouden Eeuw, waren voor het Nederlandse lied een gouden tijd. Liedjes werden verzameld in liedbundeltjes en kwamen op de markt, geschikt voor jong en oud. Muzieknotatie was niet nodig; de boekjes bevatten zogenaamde contrafacten: teksten van liedjes met daarbij de aanduiding van een bekende melodie, waarop ze gezongen konden worden.
Margot Kalse stelde uit de mooiste en meest gezongen liederen een Top 40 samen: de Top 40 van de Gouden Eeuw.